Sanne_Stefan-regiocertificering-greenport-waterkwaliteit

Sanne Bruns en Stefan Kroese over Regiocertificering in de bollenteelt

Wat is jullie rol binnen Regiocertificering?

Sanne: “Wij verzamelen bedrijfsdata van kwekers die deelnemen aan Regiocertificering, met informatie over percelen, teelten, gewasbescherming en bemesting. Vervolgens analyseren we deze gegevens door de milieubelasting op bodem en watersysteem van het afgelopen teeltseizoen te berekenen. Door KPI’s te berekenen, kunnen kwekers en teeltexperts elkaars werkwijze vergelijken en van elkaar leren. Dit helpt kwekers bij het plannen van een duurzamere teelt voor het volgende jaar, waarbij ze individueel begeleid worden door een teeltadviseur.”

Dat rekenen aan KPI’s klinkt ingewikkeld. Wat voor achtergrond hebben jullie?

Sanne: “Ik heb milieukunde en klimaatstudies gestudeerd aan de HAS in Den Bosch en Wageningen Universiteit. Daarnaast ben ik opgegroeid op een hobby boerenbedrijf, waardoor ik van jongs af aan affiniteit heb gehad met de landbouwsector. De afgelopen jaren heb ik meerdere keren KPI’s berekend voor groepen agrarische ondernemers, met focus op de carbon footprint en milieubelasting.”

Stefan: “Ik heb biologie gestudeerd aan de Radboud Universiteit Nijmegen en heb altijd een passie gehad om te werken met data en cijfers. Ik help door ruwe data in Excel te verwerken en KPI’s te berekenen. Daarnaast overleggen we regelmatig met collega’s en teeltexperts van Delphy om ervoor te zorgen dat we de indicatoren correct berekenen en de teelt optimaal verduurzamen.”

Hoe weten jullie of de aangeleverde gegevens kloppen?

Sanne: “We hebben onze werkwijze bij enkele kwekers getest. Vooraf sturen we een vragenlijst waarin we aangeven welke informatie we willen verkrijgen. Daarnaast hebben we met de teeltexperts bepaald om enkele documenten ter check op te vragen. Vervolgens bespreken we alle data met de teeltadviseurs om te controleren of alles klopt en logisch is. Indien er onduidelijkheden zijn, gaan we terug naar de kweker.”

Kunnen jullie al iets zeggen over de informatie die jullie hebben verkregen?

Stefan: “Nog niet veel, maar we zien dat sommige kwekers zeer duurzaam telen en dat er verschillen zijn tussen percelen en bedrijven. Dit kan te maken hebben met de bloemsoort of cultivar. Deze inzichten vormen aanknopingspunten voor gesprekken met de kwekers, zowel individueel als in groepsverband. We zijn ervan overtuigd dat onze aanpak met Regiocertificering werkt en zorgt voor verduurzaming.”

Kunnen de deelnemende kwekers jullie bellen voor een afspraak?

Sanne: “In deze eerste fase zijn de deelnemende bedrijven al bekend. We sturen de vragenlijsten en bellen de kwekers voor een afspraak. Dit doen we graag zelf om het proces strak te kunnen organiseren.

Het project Regiocertificering is een samenwerking tussen telers en experts met als doel diverse duurzaamheidsdoelen te bereiken in de regio Duin- en Bollenstreek. Door gebruik te maken van kritische prestatie-indicatoren (KPI’s), gezamenlijke leerprocessen en ondersteuning van teeltadviseurs, streven telers ernaar hun bedrijfsvoering te verduurzamen en de emissies naar het milieu te minimaliseren. Lees hier meer over Regiocertificering.

Onderzoeksverslag natuurinclusieve teeltmaatregelen Demoveld Bollenstreek beschikbaar

Eind 2023 zijn de eerste tulpenbollen geplant op het demoveld voor natuurinclusieve bollenteelt in Hillegom. Doel van het demoveld is om natuurinclusieve teeltmethoden die goed zijn voor zowel bollenteelt als biodiversiteit te testen en samen (telers en onderzoekers) te ervaren. Studenten van de HAS green academy worden betrokken bij de experimenten. Dit voorjaar hebben zij met verschillende meetmethoden de insecten op het demoveld gemonitord.

Natuurinclusief vs. extensief

De studenten onderzochten of er verschil in biodiversiteit is tussen de ‘natuurinclusieve’ en de ‘extensieve’ zijde van het demoveld. Op de natuurinclusieve zijde zijn geen chemische gewasbeschermingsmiddelen gebruikt, is houtvezel aangebracht om onkruid te onderdrukken en is compost toegepast. Op de extensieve zijde zijn in beperkte mate herbiciden en insecticiden (tegen bladluis) gebruikt en is stro en mest opgebracht.
Op de natuurinclusieve zijde is naast de sloot een akkerrand ingezaaid om natuurlijke plaagbestrijders aan te trekken. Het natuurinclusieve en extensieve deel worden gescheiden door een heg die voedsel en schuilplek voor dieren biedt. De studenten keken ook of de akkerrand en heg daadwerkelijk meer insecten aantrekken.

Monitoring insecten

Van maart tot en met mei zijn elke twee weken met potvallen en plakvallen de aantallen insecten op beide zijden gemeten. Uit de resultaten van de potvallen, waarmee kruipende insecten als springstaarten en loopkevers gevangen worden, bleek dat op de natuurinclusieve zijde grotere aantallen insecten voorkwamen. Springstaarten maakten een groot deel uit van de gevangen insecten, die mogelijk werden aangetrokken door de houtvezellaag. De plakvallen, waarmee vliegende insecten gevangen worden, lieten geen verschil tussen de beide delen zien. Dat kan met de geringe grootte van het veld en de mobiliteit van de insecten te maken hebben.

Bloemenrand en bufferzone: meer insecten

Vooral in de bloemenstrook werden veel insecten aangetroffen, evenals in de potvallen direct naast deze rand. Maar ook naast de rand op de extensieve zijde van het veld zaten meer insecten. In deze rand is geen bloemenrand ingezaaid, maar bestaat de rand uit een grasstrook die als bufferzone dient tussen het veld en de sloot. Dit kan erop wijzen dat de sloot(randen) zelf een belangrijke bron van insecten zijn. In het onderzoek naar het broedsucces en landgebruik van gele kwikstaarten wordt dit verder onderzocht. De heg, die nog in ontwikkeling is, trok geen grotere insectenaantallen aan.

Verdere metingen

Naast insectenmetingen zijn ook vuur, tulpenmozaïekvirus (TBV) en de aanwezigheid van schadelijke aaltjes gemeten. Beide zijden lieten goede resultaten zien: er werd nagenoeg geen vuur aangetroffen en geen aaltjes. Uit bladmonsters bleek dat besmetting met TBV beperkt is gebleven tot maximaal 1,3% aan de extensieve zijde. Aan de natuurinclusieve zijde werd geen TBV gevonden, wat waarschijnlijk een meetfout is om dat bij het planten van de tulpen een besmettingsgraad van 0,6% gemeten werd.

De resultaten bieden perspectief

Ook al lijken de effecten op biodiversiteit nog beperkt, toch is er perspectief voor een natuurinclusieve bollenteelt. Dat er geen aaltjes en vuur is aangetroffen is een goed teken! Daarbij wordt de milieu-impact met deze manier van telen aanzienlijk verminderd. Dit is te zien aan het aantal milieubelastingpunten (MBP), een maat voor de impact op de omgeving van gewasbeschermingsmiddelen. Op zowel de natuurinclusieve als de extensieve zijde van het demoveld is het aantal milieubelastingpunten gedaald met ruim 98% en 77%.

Vervolg onderzoek

Komend teeltseizoen worden de metingen herhaald om het meerjarige effect van natuurinclusieve teeltmaatregelen op zowel biodiversiteit als de kwaliteit van de bollen te bepalen.

Onderzoeksverslag en poster

Het onderzoeksverslag over het eerste teeltseizoen op het Demoveld Bollenstreek is hier te lezen. Het doel van het onderzoek is om concrete maatregelen te ontwikkelen, toe te passen en bij te sturen om de biodiversiteit in de bollenteelt te verbeteren.

Download hier de poster.

Poster-onderzoek-Indy-en-Pim-Demoveld-Bollenstreek-greenport

Het demoveld is een initiatief van Living Lab B7 (een consortium met o.a. HAS green academy), de Bollenjongens, Agrifirm-GMN en Greenport Duin- en Bollenstreek.

Holland-Rijnland-firan-aardwarmte-geothermie-bollenstreek-greenport

Nieuwe fase voor warmtenet met aardwarmte in Bollenstreek

De gemeenten Hillegom, Lisse, Noordwijk en Teylingen, de woningcorporaties Stek en Padua, en Aardwarmte Rijnland (een initiatief van projectontwikkelaar D4, Shell en Firan) onderzoeken de mogelijkheden om een warmtenet aan te leggen in de Bollenstreek. Betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid zijn daarbij de uitgangspunten.

Het plan van Aardwarmte Rijnland is om aardwarmtebronnen te ontwikkelen en via een warmtenet te verbinden met de warmtevraag in de regio. Het warmtesysteem is inzetbaar voor woningen van woningcorporaties en particulieren, glastuinbouwbedrijven, hotels en andere gebouwen in de Bollenstreek.

Voorkeursscenario voor regionaal warmtenetwerk

In co-creatie met onder andere gemeenten, woningcorporaties en provincie Zuid-Holland heeft Aardwarmte Rijnland het zogenoemde Grand Design voor het warmtenet opgesteld. Het vertrekpunt van het voorkeursscenario is de aanleg van één hoofddistributieleiding door de regio. Daaraan worden verschillende lokale warmtenetten gekoppeld die gebruik maken van aardwarmte. Het plan voorziet vervolgens in een gefaseerde uitrol van het warmtesysteem naar de regio. Deze fase bestrijkt de periode tot 2040.

Het voorstel is dat wordt gestart met een vliegwielproject om de haalbaarheid van het warmtenet te vergroten. De intentieovereenkomst van de vier gemeenten, twee woningcorporatie en Aardwarmte Rijnland markeert de start van het vliegwielproject.

Publiek warmtenet

In lijn met de toekomstige Wet collectieve warmtevoorziening (Wcw) staat het warmtenet van Aardwarmte Rijnland open voor verschillende bronnen en gebruikers. De samenwerkende partijen verkennen hiervoor de oprichting van een publiek warmtebedrijf.

De komende periode onderzoeken de ondertekenaars van de intentieovereenkomst ook welke wijken met name geschikt zijn voor de aansluiting op een warmtenet. Aardwarmte Rijnland voert daarnaast het gesprek met bedrijven die veel energie verbruiken en die willen omschakelen naar duurzame warmte. Naar verwachting worden eind 2027 de eerste woningen en bedrijfsgebouwen aangesloten op het warmtenet.

Aardwarmtebron in Noordwijk

De eerste bron om de aardwarmte te produceren komt waarschijnlijk in Noordwijk, vlakbij de kruising van de N206 en de N444. Hier zit op ongeveer twee kilometer diepte warm water in de bodem. Het warme water wordt naar boven gepompt en geeft de warmte af aan het warmtenet. Daarna wordt het water via een andere put teruggepompt naar dezelfde diepte in de bodem, waar het water weer opwarmt.

Aardwarmte, ook wel geothermie genoemd, zou volgens berekeningen kunnen voorzien in ongeveer een kwart van de Nederlandse warmtevraag. De doelstelling van de rijksoverheid is dat aardwarmteprojecten in 2030 minstens 15 petajoule duurzame energie opwekken. Dat is voldoende voor het gas- en elektriciteitsverbruik van zo’n 2,2 miljoen huishoudens.

De inzet van aardwarmtebronnen in en rond Noordwijk maakt het mogelijk om de gebouwde omgeving in de gehele Duin- en Bollenstreek aardgasvrij te maken.

Bron: Firan

Beeld: Holland Rijnland – Firan

johan-verschoor-drone-teler-landschapsbeheer-greenport

Natuurbeheer met de drone: Teler Johan redt er reekalfjes mee

Een drone besturen, reekalfjes verstopt in het hoge gras vinden en bijdragen aan de natuur hier in de regio. Johan Verschoor is teler en biologische melkveehouder. Tijdens zijn jaarlijkse maaironde zet hij sinds kort een drone in. Waarom? Vanuit zijn liefde voor de natuur. 

Vanwege de regen maait hij dit jaar later. Puur omdat het land te nat was om de machine op te laten rijden. Het gras stond dan ook hoger, want normaal was er nu al gemaaid. Dit hoge gras is de perfecte schuilplek voor reekalfjes. Met de drone, voorzien van warmtesensor en camera, spoort Johan de kalfjes op. Zodra de drone hitte detecteert verschijnt er een witte stip in het scherm. Met de reguliere camera kan worden ingezoomd om te zien wat de witte stip veroorzaakt. Als er eenmaal uitsluitsel is dat het een reekalfje is gaat Johan het land in zodat hij de reekalfjes op een veilige plek kan terugzetten in hun natuurlijke omgeving. 

Meer dan reekalfjes

Ook vond Johan nesten van eenden (leeg) en zaten er de hazen goed verstopt. “Die redden zich wel, maar reekalfjes niet. Die blijven doodstil liggen. Door ze op te sporen met de drone kan ik ze in veiligheid brengen. Hun moeders kwamen allemaal binnen korte tijd de jongen ophalen.” “Gelukkig wel”, vertelt Johan. “Want als er ook maar iets van menselijke geur achterblijft op de jongen worden ze verstoten. Daarom draag ik handschoenen en gebruik ik het gras als bedekking om er voor te zorgen dat mijn geur niet op de jongen komt.”

Meer dan teler

Een teler kun je ook als landschaps- en natuurbeheerder zien. Naast de zorg voor de bollen en personeel, is een aantal telers ook actief in studieclubs om de teelt te verduurzamen. Of dragen ze bij aan een project, zoals Remote Sensing voor Sierteelt. Greenport Duin- en Bollenstreek is partner in dit project en projectleider Walter Kort is blij met de aandacht die de dronetechniek krijgt in o.a. het Leids Dagblad van donderdag 27 juni 2024.

Uitbreiding inzet drones is mooie stap

Walter: “Het is mooi om te zien dat drones steeds vaker worden toegepast in de land- en tuinbouw in deze regio. Vanuit Unmanned Valley zijn wij binnen het project Remote Sensing voor Sierteelt bezig met de inzet van drones in de sierteelt. Momenteel zoeken wij naar botrytis in tulpen en hyacinten. Door de drone over het veld te laten vliegen, foto’s van de te maken, de data te kwalificeren kunnen wij een AI trainen om in een vroeg stadium deze ziekte opsporen. Binnen het project werken diverse partijen samen, waaronder telers. De eerste fase van het project was erg succesvol, en een vervolg is dan ook een logische stap!” Lees meer over het project Remote Sensing voor Sierteelt.

Harry-Leon-Schuttelaar-Regiocertificering-Greenport

Harry Kager over Regiocertificering: “Een initiatief van kwekers in overleg met diverse organisaties in de regio.”

Eind 2023 is een plan opgesteld om in de regio Duin- en Bollenstreek aan de slag te gaan om de regionale doelen (geformuleerd in het Zuid-Hollands Programma Landelijk Gebied) te gaan halen. Het behalen van doelen in een gebied doe je niet alleen. Het vereist een aanpak waarbij kwekers, sectoren en organisaties samen aan de slag gaan, ondersteuning krijgen van experts en met elkaar kunnen klankborden. Dit is het plan onder de titel Regiocertificering.

Vanuit Schuttelaar en Partners is Harry Kager, met zijn collega Léon Jansen, door ons ingeschakeld om het plan op te stellen. Tal van partijen als LTO Noord, organisaties binnen en buiten de sector, experts en bollentelers zijn geraadpleegd en hebben aan het plan meegewerkt. De plannenmakerij is in januari 2024 in feite afgerond door Simon Pennings. Pennings overhandigde het projectplan om aan de slag te gaan met Regiocertificering aan Jaap Smit, de commissaris van de Koning.

Waarom zijn jullie door KAVB en Greenport gevraagd om te helpen bij het opstellen van een plan?

Collega Léon en ik willen de wereld een beetje beter maken en de agrifood sector helpen verduurzamen. Daarbij heb ik van huis uit een sterke drive om ondernemers in de agrarische sector te helpen. Maar eerlijk gezegd denk ik dat het komt doordat we de sector, overheden en maatschappelijke organisaties met een aantal andere complexe vraagstukken hebben mogen helpen. Daarbij proberen we altijd een transparante rol te hebben en mogelijk te maken dat partijen samenwerken aan ambities, overheidsdoelstellingen en op een voor ondernemers realistische manier. Bijvoorbeeld als het gaat om biodiversiteit en milieuaspecten.

Ik verbind partijen. Mooie projecten van ons waar ik trots op ben zijn bijvoorbeeld ook het Deltaplan Biodiversiteitsherstel (www.samenvoorbiodiversiteit.nl) en ik ben voorzitter van een Nederlands agrifood platform om de sector in Oekraïne te helpen en te verduurzamen. Regiocertificering is ook een heel mooi initiatief. Voor mijn gevoel is het vooral een initiatief van de kwekers in overleg met allerlei organisaties in de regio zelf. Daar word ik blij van, want het komt voort uit ‘willen’.

Wat houdt volgens jou Regiocertificering in?

De sector in de regio staat voor opgaven als het gaat om plantgezondheid, waterkwaliteit, bodemkwaliteit, biodiversiteit, energie en klimaat. Regiocertificering is een systematiek om op bedrijfsniveau inzichtelijk te maken hoe de bedrijven scoren op deze thema’s en om samen te kijken hoe de prestaties te verbeteren. Het gaat dus om inzicht en samen leren. Telers in de Duin- en Bollenstreek onderkennen de urgentie om hun bedrijfsvoering verder te verduurzamen en op een gestructureerde en inzichtelijke wijze de regionale doelen te halen.

Provincie, Hoogheemraadschap van Rijnland en andere partijen in het gebied zien de opgaven ook en zijn positief dat kwekers daarmee aan de slag willen. Ik heb veel verschillende mensen en organisaties het afgelopen half jaar mogen interviewen over de voorgestelde aanpak. Wat mij opvalt is dat echt veel mensen in de regio positief zijn over de kwekers en melkveehouders. Helemaal nu ze actief aan de slag willen om gebiedsdoelen te halen. De eerste prioriteit is het voldoen aan de normen van de Kaderrichtlijn Water door het verminderen van de impact op het milieu door meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen. Dat gaat met deze aanpak lukken!

Wat zijn de volgende stappen?

We zijn opgestart. In mei 2024 hebben we een groep kwekers van voorjaarsbloeiers, o.a. tulpenbollen, gesproken. Zij willen meedoen en willen vooral dat we direct aan de slag gaan. Komende maanden zijn zij heel druk op het bedrijf en gaan wij allerlei bedrijfsdata bij de ondernemers ophalen en de indicatoren(KPI’s: kritische prestatie indicatoren) per bedrijf berekenen. Het verkrijgen van die bedrijfsdata, het doorrekenen en met een duur woord ‘benchmarken’ is veel werk komende zomer. Dit stuk is essentieel en de basis voor vervolgdiscussie en individueel advies in het najaar. Tegelijkertijd hebben enkele vaste plantenkwekers zich bij ons gemeld om een tweede pilotgroep te vormen.

Door samen te werken als kwekers, met adviseurs en met partijen daaromheen zoals het Hoogheemraadschap en de Provincie kunnen we grotere stappen zetten dan ieder afzonderlijk en houden we elkaar scherp. We beginnen met fosfaat en waterkwaliteit in een kleine groep, maar het doel is: meer thema’s en meer telers.

Hoe kijk jij naar de toekomst van Regiocertificering en de uitwerking op de Duin- en Bollenstreek?

De aanpak is gericht op verduurzamen en het behalen van de gebiedsdoelen. Daarvoor starten we nu met pilotgroepen en willen we snel uitbreiden naar meer agrarische ondernemers. We zitten nu in de pilot- en ontwikkelfase en werken toe naar een systeem dat kan blijven functioneren de komende jaren. Het draait daarbij vooral om samen leren, duurzaamheidsprestaties inzichtelijk maken en deze prestaties verbeteren. Regiocertificering is daarbij een waarborg dat de sierteelt en gehele agrarische sector in de regio voldoet aan de maatschappelijke opgaven.

Vrijwilligers-Bart-Nico-Louis-Gerard-Tuinbouw-Battle-greenport

Evaluatie Tuinbouw Battle en data 2024-2025 bekend

Data 2024-2025

De startdata voor de aankomend editie zijn vastgesteld op:

  • maandag 11 november 2024
  • maandag 6 januari 2025
  • maandag 3 maart 2025.

Doe mee en geef je op!

Benieuwd naar het concept van de Tuinbouw Battle? Bekijk de website en de aftermovie van de finale 2023 en 2024.
Het opgeven van schoolklassen groep 7/8 van de basisschool kan via eva@greenportdb.nl.