Naast dat er data van de telers verzameld wordt, is het een bedrijfsbezoek ook een mooi moment om toe te lichten aan de telers hoe dit project een belangrijke rol kan spelen om alle telers op weg te helpen om in de toekomst aan de Kaderrichtlijn Water te voldoen. Met dit project willen we stimuleren dat telers elkaar gaan helpen.
Data voor opstellen KPI’s
Op dit moment hebben we van meer dan de helft van de telers die meedoen de data verkregen. Sanne en Stefan verwerken deze data om KPI’s (Kritische Prestatie Indicatoren) te berekenen en de verschillen tussen percelen, gewassen en telers te bepalen. Deze KPI’s geven uiteindelijk inzage in de verduurzamingsmogelijkheden voor de bollenteelt.
Vervolgstappen
De verwachting is dat over ongeveer een maand vanaf nu (dus half oktober 2024) een update volgt over de eerste bevindingen die zijn gedaan aan de hand van de data. Via deze weg maken Sanne en Stefan ook gebruik van de mogelijkheid om de telers die meedoen nu al te bedanken voor hun inzet en het delen van deze waardevolle data. Met elkaar werken we aan het verduurzamen van de bollenteelt in de Duin- en Bollenstreek. Regiocertificering is daar een middel toe.
Directeur voor 1 Dag wordt georganiseerd door HortiHeroes, SeedValley, Fruit Tech Campus en de Greenports Aalsmeer en Duin- en Bollenstreek en is gericht op bedrijven in de Food & Flower industrie. Afgelopen jaar deed deze greenport voor het eerst mee, met maar liefst zeven enthousiaste directeuren. Voor die jaar zijn er ook al een aantal directeuren die meedoen. Er is nog plek om een hbo/wo-student kennis te laten maken met jouw bedrijf en de sector. Via Directeur voor 1 Dag kan je écht laten zien hoe het er aan toe gaat en kan het zomaar zijn dat de student voor jou een vraagstuk oplost.
Bedrijven enthousiast
Bedrijven zijn enthousiast over het evenement en stellen graag hun tijd beschikbaar om jong talent te enthousiasmeren. Bijzonder is dat bedrijven uit verschillende Greenport gebieden in Nederland meedoen.
Aanmelden
Derde of vierdejaars hbo/wo studenten kunnen zich binnenkort aanmelden via www.hortiheroes.com/aanmelden. Wees er snel bij, want er zijn slechts 25 plekken beschikbaar voor deze bijzondere mogelijkheid om achter de schermen te kijken en een andere wereld binnen te stappen.
Over HortiHeroes
Stichting HortiHeroes zet zich samen met haar partners in voor het aantrekken en ontwikkelen van talent in de Food & Flower industrie. Daarnaast zet ze zich in voor het opdoen van nieuwe ideeën én oplossingen van binnen en buiten de sector om (jong) talent te inspireren.
Sanne: “Wij verzamelen bedrijfsdata van kwekers die deelnemen aan Regiocertificering, met informatie over percelen, teelten, gewasbescherming en bemesting. Vervolgens analyseren we deze gegevens door de milieubelasting op bodem en watersysteem van het afgelopen teeltseizoen te berekenen. Door KPI’s te berekenen, kunnen kwekers en teeltexperts elkaars werkwijze vergelijken en van elkaar leren. Dit helpt kwekers bij het plannen van een duurzamere teelt voor het volgende jaar, waarbij ze individueel begeleid worden door een teeltadviseur.”
Dat rekenen aan KPI’s klinkt ingewikkeld. Wat voor achtergrond hebben jullie?
Sanne: “Ik heb milieukunde en klimaatstudies gestudeerd aan de HAS in Den Bosch en Wageningen Universiteit. Daarnaast ben ik opgegroeid op een hobby boerenbedrijf, waardoor ik van jongs af aan affiniteit heb gehad met de landbouwsector. De afgelopen jaren heb ik meerdere keren KPI’s berekend voor groepen agrarische ondernemers, met focus op de carbon footprint en milieubelasting.”
Stefan: “Ik heb biologie gestudeerd aan de Radboud Universiteit Nijmegen en heb altijd een passie gehad om te werken met data en cijfers. Ik help door ruwe data in Excel te verwerken en KPI’s te berekenen. Daarnaast overleggen we regelmatig met collega’s en teeltexperts van Delphy om ervoor te zorgen dat we de indicatoren correct berekenen en de teelt optimaal verduurzamen.”
Hoe weten jullie of de aangeleverde gegevens kloppen?
Sanne: “We hebben onze werkwijze bij enkele kwekers getest. Vooraf sturen we een vragenlijst waarin we aangeven welke informatie we willen verkrijgen. Daarnaast hebben we met de teeltexperts bepaald om enkele documenten ter check op te vragen. Vervolgens bespreken we alle data met de teeltadviseurs om te controleren of alles klopt en logisch is. Indien er onduidelijkheden zijn, gaan we terug naar de kweker.”
Kunnen jullie al iets zeggen over de informatie die jullie hebben verkregen?
Stefan: “Nog niet veel, maar we zien dat sommige kwekers zeer duurzaam telen en dat er verschillen zijn tussen percelen en bedrijven. Dit kan te maken hebben met de bloemsoort of cultivar. Deze inzichten vormen aanknopingspunten voor gesprekken met de kwekers, zowel individueel als in groepsverband. We zijn ervan overtuigd dat onze aanpak met Regiocertificering werkt en zorgt voor verduurzaming.”
Kunnen de deelnemende kwekers jullie bellen voor een afspraak?
Sanne: “In deze eerste fase zijn de deelnemende bedrijven al bekend. We sturen de vragenlijsten en bellen de kwekers voor een afspraak. Dit doen we graag zelf om het proces strak te kunnen organiseren.
Het project Regiocertificering is een samenwerking tussen telers en experts met als doel diverse duurzaamheidsdoelen te bereiken in de regio Duin- en Bollenstreek. Door gebruik te maken van kritische prestatie-indicatoren (KPI’s), gezamenlijke leerprocessen en ondersteuning van teeltadviseurs, streven telers ernaar hun bedrijfsvoering te verduurzamen en de emissies naar het milieu te minimaliseren. Lees hier meer over Regiocertificering.
Eind 2023 zijn de eerste tulpenbollen geplant op het demoveld voor natuurinclusieve bollenteelt in Hillegom. Doel van het demoveld is om natuurinclusieve teeltmethoden die goed zijn voor zowel bollenteelt als biodiversiteit te testen en samen (telers en onderzoekers) te ervaren. Studenten van de HAS green academy worden betrokken bij de experimenten. Dit voorjaar hebben zij met verschillende meetmethoden de insecten op het demoveld gemonitord.
Natuurinclusief vs. extensief
De studenten onderzochten of er verschil in biodiversiteit is tussen de ‘natuurinclusieve’ en de ‘extensieve’ zijde van het demoveld. Op de natuurinclusieve zijde zijn geen chemische gewasbeschermingsmiddelen gebruikt, is houtvezel aangebracht om onkruid te onderdrukken en is compost toegepast. Op de extensieve zijde zijn in beperkte mate herbiciden en insecticiden (tegen bladluis) gebruikt en is stro en mest opgebracht. Op de natuurinclusieve zijde is naast de sloot een akkerrand ingezaaid om natuurlijke plaagbestrijders aan te trekken. Het natuurinclusieve en extensieve deel worden gescheiden door een heg die voedsel en schuilplek voor dieren biedt. De studenten keken ook of de akkerrand en heg daadwerkelijk meer insecten aantrekken.
Monitoring insecten
Van maart tot en met mei zijn elke twee weken met potvallen en plakvallen de aantallen insecten op beide zijden gemeten. Uit de resultaten van de potvallen, waarmee kruipende insecten als springstaarten en loopkevers gevangen worden, bleek dat op de natuurinclusieve zijde grotere aantallen insecten voorkwamen. Springstaarten maakten een groot deel uit van de gevangen insecten, die mogelijk werden aangetrokken door de houtvezellaag. De plakvallen, waarmee vliegende insecten gevangen worden, lieten geen verschil tussen de beide delen zien. Dat kan met de geringe grootte van het veld en de mobiliteit van de insecten te maken hebben.
Bloemenrand en bufferzone: meer insecten
Vooral in de bloemenstrook werden veel insecten aangetroffen, evenals in de potvallen direct naast deze rand. Maar ook naast de rand op de extensieve zijde van het veld zaten meer insecten. In deze rand is geen bloemenrand ingezaaid, maar bestaat de rand uit een grasstrook die als bufferzone dient tussen het veld en de sloot. Dit kan erop wijzen dat de sloot(randen) zelf een belangrijke bron van insecten zijn. In het onderzoek naar het broedsucces en landgebruik van gele kwikstaarten wordt dit verder onderzocht. De heg, die nog in ontwikkeling is, trok geen grotere insectenaantallen aan.
Verdere metingen
Naast insectenmetingen zijn ook vuur, tulpenmozaïekvirus (TBV) en de aanwezigheid van schadelijke aaltjes gemeten. Beide zijden lieten goede resultaten zien: er werd nagenoeg geen vuur aangetroffen en geen aaltjes. Uit bladmonsters bleek dat besmetting met TBV beperkt is gebleven tot maximaal 1,3% aan de extensieve zijde. Aan de natuurinclusieve zijde werd geen TBV gevonden, wat waarschijnlijk een meetfout is om dat bij het planten van de tulpen een besmettingsgraad van 0,6% gemeten werd.
De resultaten bieden perspectief
Ook al lijken de effecten op biodiversiteit nog beperkt, toch is er perspectief voor een natuurinclusieve bollenteelt. Dat er geen aaltjes en vuur is aangetroffen is een goed teken! Daarbij wordt de milieu-impact met deze manier van telen aanzienlijk verminderd. Dit is te zien aan het aantal milieubelastingpunten (MBP), een maat voor de impact op de omgeving van gewasbeschermingsmiddelen. Op zowel de natuurinclusieve als de extensieve zijde van het demoveld is het aantal milieubelastingpunten gedaald met ruim 98% en 77%.
Vervolg onderzoek
Komend teeltseizoen worden de metingen herhaald om het meerjarige effect van natuurinclusieve teeltmaatregelen op zowel biodiversiteit als de kwaliteit van de bollen te bepalen.
Onderzoeksverslag en poster
Het onderzoeksverslag over het eerste teeltseizoen op het Demoveld Bollenstreek is hier te lezen. Het doel van het onderzoek is om concrete maatregelen te ontwikkelen, toe te passen en bij te sturen om de biodiversiteit in de bollenteelt te verbeteren.
Het demoveld is een initiatief van Living Lab B7 (een consortium met o.a. HAS green academy), de Bollenjongens, Agrifirm-GMN en Greenport Duin- en Bollenstreek.
De gemeenten Hillegom, Lisse, Noordwijk en Teylingen, de woningcorporaties Stek en Padua, en Aardwarmte Rijnland (een initiatief van projectontwikkelaar D4, Shell en Firan) onderzoeken de mogelijkheden om een warmtenet aan te leggen in de Bollenstreek. Betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid zijn daarbij de uitgangspunten.
Het plan van Aardwarmte Rijnland is om aardwarmtebronnen te ontwikkelen en via een warmtenet te verbinden met de warmtevraag in de regio. Het warmtesysteem is inzetbaar voor woningen van woningcorporaties en particulieren, glastuinbouwbedrijven, hotels en andere gebouwen in de Bollenstreek.
Voorkeursscenario voor regionaal warmtenetwerk
In co-creatie met onder andere gemeenten, woningcorporaties en provincie Zuid-Holland heeft Aardwarmte Rijnland het zogenoemde Grand Design voor het warmtenet opgesteld. Het vertrekpunt van het voorkeursscenario is de aanleg van één hoofddistributieleiding door de regio. Daaraan worden verschillende lokale warmtenetten gekoppeld die gebruik maken van aardwarmte. Het plan voorziet vervolgens in een gefaseerde uitrol van het warmtesysteem naar de regio. Deze fase bestrijkt de periode tot 2040.
Het voorstel is dat wordt gestart met een vliegwielproject om de haalbaarheid van het warmtenet te vergroten. De intentieovereenkomst van de vier gemeenten, twee woningcorporatie en Aardwarmte Rijnland markeert de start van het vliegwielproject.
Publiek warmtenet
In lijn met de toekomstige Wet collectieve warmtevoorziening (Wcw) staat het warmtenet van Aardwarmte Rijnland open voor verschillende bronnen en gebruikers. De samenwerkende partijen verkennen hiervoor de oprichting van een publiek warmtebedrijf.
De komende periode onderzoeken de ondertekenaars van de intentieovereenkomst ook welke wijken met name geschikt zijn voor de aansluiting op een warmtenet. Aardwarmte Rijnland voert daarnaast het gesprek met bedrijven die veel energie verbruiken en die willen omschakelen naar duurzame warmte. Naar verwachting worden eind 2027 de eerste woningen en bedrijfsgebouwen aangesloten op het warmtenet.
Aardwarmtebron in Noordwijk
De eerste bron om de aardwarmte te produceren komt waarschijnlijk in Noordwijk, vlakbij de kruising van de N206 en de N444. Hier zit op ongeveer twee kilometer diepte warm water in de bodem. Het warme water wordt naar boven gepompt en geeft de warmte af aan het warmtenet. Daarna wordt het water via een andere put teruggepompt naar dezelfde diepte in de bodem, waar het water weer opwarmt.
Aardwarmte, ook wel geothermie genoemd, zou volgens berekeningen kunnen voorzien in ongeveer een kwart van de Nederlandse warmtevraag. De doelstelling van de rijksoverheid is dat aardwarmteprojecten in 2030 minstens 15 petajoule duurzame energie opwekken. Dat is voldoende voor het gas- en elektriciteitsverbruik van zo’n 2,2 miljoen huishoudens.
De inzet van aardwarmtebronnen in en rond Noordwijk maakt het mogelijk om de gebouwde omgeving in de gehele Duin- en Bollenstreek aardgasvrij te maken.
Een drone besturen, reekalfjes verstopt in het hoge gras vinden en bijdragen aan de natuur hier in de regio. Johan Verschoor is teler en biologische melkveehouder. Tijdens zijn jaarlijkse maaironde zet hij sinds kort een drone in. Waarom? Vanuit zijn liefde voor de natuur.
Vanwege de regen maait hij dit jaar later. Puur omdat het land te nat was om de machine op te laten rijden. Het gras stond dan ook hoger, want normaal was er nu al gemaaid. Dit hoge gras is de perfecte schuilplek voor reekalfjes. Met de drone, voorzien van warmtesensor en camera, spoort Johan de kalfjes op. Zodra de drone hitte detecteert verschijnt er een witte stip in het scherm. Met de reguliere camera kan worden ingezoomd om te zien wat de witte stip veroorzaakt. Als er eenmaal uitsluitsel is dat het een reekalfje is gaat Johan het land in zodat hij de reekalfjes op een veilige plek kan terugzetten in hun natuurlijke omgeving.
Meer dan reekalfjes
Ook vond Johan nesten van eenden (leeg) en zaten er de hazen goed verstopt. “Die redden zich wel, maar reekalfjes niet. Die blijven doodstil liggen. Door ze op te sporen met de drone kan ik ze in veiligheid brengen. Hun moeders kwamen allemaal binnen korte tijd de jongen ophalen.” “Gelukkig wel”, vertelt Johan. “Want als er ook maar iets van menselijke geur achterblijft op de jongen worden ze verstoten. Daarom draag ik handschoenen en gebruik ik het gras als bedekking om er voor te zorgen dat mijn geur niet op de jongen komt.”
Meer dan teler
Een teler kun je ook als landschaps- en natuurbeheerder zien. Naast de zorg voor de bollen en personeel, is een aantal telers ook actief in studieclubs om de teelt te verduurzamen. Of dragen ze bij aan een project, zoals Remote Sensing voor Sierteelt. Greenport Duin- en Bollenstreek is partner in dit project en projectleider Walter Kort is blij met de aandacht die de dronetechniek krijgt in o.a. het Leids Dagblad van donderdag 27 juni 2024.
Uitbreiding inzet drones is mooie stap
Walter: “Het is mooi om te zien dat drones steeds vaker worden toegepast in de land- en tuinbouw in deze regio. Vanuit Unmanned Valley zijn wij binnen het project Remote Sensing voor Sierteelt bezig met de inzet van drones in de sierteelt. Momenteel zoeken wij naar botrytis in tulpen en hyacinten. Door de drone over het veld te laten vliegen, foto’s van de te maken, de data te kwalificeren kunnen wij een AI trainen om in een vroeg stadium deze ziekte opsporen. Binnen het project werken diverse partijen samen, waaronder telers. De eerste fase van het project was erg succesvol, en een vervolg is dan ook een logische stap!” Lees meer over het project Remote Sensing voor Sierteelt.