huisvestiging-internationale-medewerkers-greenport

Vast huurcontract geen werkbare oplossing voor seizoensarbeid

LTO heeft daarom gevraagd voor een oplossing in de vorm van een doelgroepencontract. Het kabinet heeft toegezegd deze oplossing toe te staan. Dit doelgroepencontract is echter nog niet gereed. Om die reden dringt LTO aan om snel te komen met een werkbare oplossing voor agrarisch werkgevers die tijdelijk huisvesting aan internationale werknemers aanbieden.

Vast huurcontract voor tijdelijke huisvesting niet mogelijk

LTO en andere aangesloten regionale en vaktechnische organisaties pleitten eerder al voor een uitzondering op vaste huurcontracten voor seizoenarbeiders. Een aanzienlijke groep agrarisch werkgevers voorziet in eigen huisvesting voor internationale werknemers en doet dit veelal op basis van certificering zoals het Agrarisch Keurmerk Flexwonen. Het Agrarisch Keurmerk Flexwonen borgt de kwaliteit en veiligheid van tijdelijke huisvesting voor (internationale) werknemers. Gezien het seizoenmatige karakter van veel bedrijven gaat het daarmee om tijdelijke huisvesting. Het bieden van een vast huurcontract is in dat geval geen realistische en werkzame optie.

Doelgroepencontract nog niet gereed

Minister De Jonge van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft de Kamer toegezegd een zogenaamd doelgroepencontract voor arbeidsmigranten uit te werken. Een doelgroepencontract biedt huurders huurprijsbescherming maar biedt ook de mogelijkheid om het huurcontract op te zeggen wanneer de huurder niet meer tot de doelgroep behoort. LTO is daarom met het ministerie van BZK in gesprek over de uitwerking van dit doelgroepencontract. Helder is dat inwerkingtreding van een dergelijk doelgroepencontract minimaal anderhalf tot twee jaar in beslag zal nemen. Om die reden dringt LTO aan op een werkbare oplossing op korte termijn voor agrarisch werkgevers die huisvesting aan seizoenarbeiders aanbieden.

Bron: LTO / Werkgeverslijn

Onderzoeksverslag natuurinclusieve teeltmaatregelen Demoveld Bollenstreek beschikbaar

Eind 2023 zijn de eerste tulpenbollen geplant op het demoveld voor natuurinclusieve bollenteelt in Hillegom. Doel van het demoveld is om natuurinclusieve teeltmethoden die goed zijn voor zowel bollenteelt als biodiversiteit te testen en samen (telers en onderzoekers) te ervaren. Studenten van de HAS green academy worden betrokken bij de experimenten. Dit voorjaar hebben zij met verschillende meetmethoden de insecten op het demoveld gemonitord.

Natuurinclusief vs. extensief

De studenten onderzochten of er verschil in biodiversiteit is tussen de ‘natuurinclusieve’ en de ‘extensieve’ zijde van het demoveld. Op de natuurinclusieve zijde zijn geen chemische gewasbeschermingsmiddelen gebruikt, is houtvezel aangebracht om onkruid te onderdrukken en is compost toegepast. Op de extensieve zijde zijn in beperkte mate herbiciden en insecticiden (tegen bladluis) gebruikt en is stro en mest opgebracht.
Op de natuurinclusieve zijde is naast de sloot een akkerrand ingezaaid om natuurlijke plaagbestrijders aan te trekken. Het natuurinclusieve en extensieve deel worden gescheiden door een heg die voedsel en schuilplek voor dieren biedt. De studenten keken ook of de akkerrand en heg daadwerkelijk meer insecten aantrekken.

Monitoring insecten

Van maart tot en met mei zijn elke twee weken met potvallen en plakvallen de aantallen insecten op beide zijden gemeten. Uit de resultaten van de potvallen, waarmee kruipende insecten als springstaarten en loopkevers gevangen worden, bleek dat op de natuurinclusieve zijde grotere aantallen insecten voorkwamen. Springstaarten maakten een groot deel uit van de gevangen insecten, die mogelijk werden aangetrokken door de houtvezellaag. De plakvallen, waarmee vliegende insecten gevangen worden, lieten geen verschil tussen de beide delen zien. Dat kan met de geringe grootte van het veld en de mobiliteit van de insecten te maken hebben.

Bloemenrand en bufferzone: meer insecten

Vooral in de bloemenstrook werden veel insecten aangetroffen, evenals in de potvallen direct naast deze rand. Maar ook naast de rand op de extensieve zijde van het veld zaten meer insecten. In deze rand is geen bloemenrand ingezaaid, maar bestaat de rand uit een grasstrook die als bufferzone dient tussen het veld en de sloot. Dit kan erop wijzen dat de sloot(randen) zelf een belangrijke bron van insecten zijn. In het onderzoek naar het broedsucces en landgebruik van gele kwikstaarten wordt dit verder onderzocht. De heg, die nog in ontwikkeling is, trok geen grotere insectenaantallen aan.

Verdere metingen

Naast insectenmetingen zijn ook vuur, tulpenmozaïekvirus (TBV) en de aanwezigheid van schadelijke aaltjes gemeten. Beide zijden lieten goede resultaten zien: er werd nagenoeg geen vuur aangetroffen en geen aaltjes. Uit bladmonsters bleek dat besmetting met TBV beperkt is gebleven tot maximaal 1,3% aan de extensieve zijde. Aan de natuurinclusieve zijde werd geen TBV gevonden, wat waarschijnlijk een meetfout is om dat bij het planten van de tulpen een besmettingsgraad van 0,6% gemeten werd.

De resultaten bieden perspectief

Ook al lijken de effecten op biodiversiteit nog beperkt, toch is er perspectief voor een natuurinclusieve bollenteelt. Dat er geen aaltjes en vuur is aangetroffen is een goed teken! Daarbij wordt de milieu-impact met deze manier van telen aanzienlijk verminderd. Dit is te zien aan het aantal milieubelastingpunten (MBP), een maat voor de impact op de omgeving van gewasbeschermingsmiddelen. Op zowel de natuurinclusieve als de extensieve zijde van het demoveld is het aantal milieubelastingpunten gedaald met ruim 98% en 77%.

Vervolg onderzoek

Komend teeltseizoen worden de metingen herhaald om het meerjarige effect van natuurinclusieve teeltmaatregelen op zowel biodiversiteit als de kwaliteit van de bollen te bepalen.

Onderzoeksverslag en poster

Het onderzoeksverslag over het eerste teeltseizoen op het Demoveld Bollenstreek is hier te lezen. Het doel van het onderzoek is om concrete maatregelen te ontwikkelen, toe te passen en bij te sturen om de biodiversiteit in de bollenteelt te verbeteren.

Download hier de poster.

Poster-onderzoek-Indy-en-Pim-Demoveld-Bollenstreek-greenport

Het demoveld is een initiatief van Living Lab B7 (een consortium met o.a. HAS green academy), de Bollenjongens, Agrifirm-GMN en Greenport Duin- en Bollenstreek.

Holland-Rijnland-firan-aardwarmte-geothermie-bollenstreek-greenport

Nieuwe fase voor warmtenet met aardwarmte in Bollenstreek

De gemeenten Hillegom, Lisse, Noordwijk en Teylingen, de woningcorporaties Stek en Padua, en Aardwarmte Rijnland (een initiatief van projectontwikkelaar D4, Shell en Firan) onderzoeken de mogelijkheden om een warmtenet aan te leggen in de Bollenstreek. Betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid zijn daarbij de uitgangspunten.

Het plan van Aardwarmte Rijnland is om aardwarmtebronnen te ontwikkelen en via een warmtenet te verbinden met de warmtevraag in de regio. Het warmtesysteem is inzetbaar voor woningen van woningcorporaties en particulieren, glastuinbouwbedrijven, hotels en andere gebouwen in de Bollenstreek.

Voorkeursscenario voor regionaal warmtenetwerk

In co-creatie met onder andere gemeenten, woningcorporaties en provincie Zuid-Holland heeft Aardwarmte Rijnland het zogenoemde Grand Design voor het warmtenet opgesteld. Het vertrekpunt van het voorkeursscenario is de aanleg van één hoofddistributieleiding door de regio. Daaraan worden verschillende lokale warmtenetten gekoppeld die gebruik maken van aardwarmte. Het plan voorziet vervolgens in een gefaseerde uitrol van het warmtesysteem naar de regio. Deze fase bestrijkt de periode tot 2040.

Het voorstel is dat wordt gestart met een vliegwielproject om de haalbaarheid van het warmtenet te vergroten. De intentieovereenkomst van de vier gemeenten, twee woningcorporatie en Aardwarmte Rijnland markeert de start van het vliegwielproject.

Publiek warmtenet

In lijn met de toekomstige Wet collectieve warmtevoorziening (Wcw) staat het warmtenet van Aardwarmte Rijnland open voor verschillende bronnen en gebruikers. De samenwerkende partijen verkennen hiervoor de oprichting van een publiek warmtebedrijf.

De komende periode onderzoeken de ondertekenaars van de intentieovereenkomst ook welke wijken met name geschikt zijn voor de aansluiting op een warmtenet. Aardwarmte Rijnland voert daarnaast het gesprek met bedrijven die veel energie verbruiken en die willen omschakelen naar duurzame warmte. Naar verwachting worden eind 2027 de eerste woningen en bedrijfsgebouwen aangesloten op het warmtenet.

Aardwarmtebron in Noordwijk

De eerste bron om de aardwarmte te produceren komt waarschijnlijk in Noordwijk, vlakbij de kruising van de N206 en de N444. Hier zit op ongeveer twee kilometer diepte warm water in de bodem. Het warme water wordt naar boven gepompt en geeft de warmte af aan het warmtenet. Daarna wordt het water via een andere put teruggepompt naar dezelfde diepte in de bodem, waar het water weer opwarmt.

Aardwarmte, ook wel geothermie genoemd, zou volgens berekeningen kunnen voorzien in ongeveer een kwart van de Nederlandse warmtevraag. De doelstelling van de rijksoverheid is dat aardwarmteprojecten in 2030 minstens 15 petajoule duurzame energie opwekken. Dat is voldoende voor het gas- en elektriciteitsverbruik van zo’n 2,2 miljoen huishoudens.

De inzet van aardwarmtebronnen in en rond Noordwijk maakt het mogelijk om de gebouwde omgeving in de gehele Duin- en Bollenstreek aardgasvrij te maken.

Bron: Firan

Beeld: Holland Rijnland – Firan

Hobaho-zelfstandig-verder-H.Molenaar-T.Aanhane-A.Verkley-greenport

Hobaho zelfstandig verder

Per 1 juli 2024 komen de aandelen van Hobaho Horti Groep B.V. (waaronder Hobaho B.V., Testcentrum voor Siergewassen B.V. en Boeket Handelmaatschappij B.V) in handen van het huidige management, bestaande uit Theo Aanhane (algemeen directeur), Hans Molenaar (manager financiën) en Arno Verkley (manager ketendiensten). De Ondernemingsraad van Hobaho heeft positief gereageerd op deze overname. Het bedrijf heeft momenteel 58 medewerkers in vaste dienst. Voor hen heeft de overname geen gevolgen. MGF is als minderheidsaandeelhouder en adviseur op de achtergrond betrokken.

De afgelopen jaren heeft Dümmen Orange samen met Hobaho, fors en met succes geïnvesteerd in de veredeling van bolgewassen en ondersteunende technieken, zoals biotoetsen en snelle vermeerdering. Dit heeft de ontwikkeling van nieuwe, sterkere rassen een enorme impuls gegeven. Hobaho’s Testcentrum voor Siergewassen zal deze ontwikkeling in de nieuwe situatie onverminderd voortzetten. De focus ligt hierbij op de gewassen tulp, lelie, hyacint en gladiool. Met Dümmen Orange zijn goede afspraken gemaakt over toegang tot de beschikbare kennis en capaciteiten.

Vanzelfsprekend blijft Hobaho intensief samenwerken met ondernemers in de sector en onderzoeksinstellingen met als doel de bollenteelt gezonder en duurzamer te maken.

Theo: “De keuze van Dümmen Orange om zich te richten op de verdeling en vermeerdering van snijbloemen en pot- en perkplanten sluit niet aan bij onze ambitie om de positie van Hobaho in bemiddeling én veredeling juist verder te versterken. Continuïteit en betrouwbaarheid zijn daarvoor van essentieel belang. Nu het harde werken en de investeringen in onze veredeling zijn vruchten af beginnen te werpen, zou het natuurlijk doodzonde zijn om niet op dezelfde voet verder te gaan. Ik ben dan ook zeer enthousiast over de overname en samen met Hans, Arno, onze collega’s en MGF, heb ik alle vertrouwen in de toekomst van Hobaho.”

Anthony Christiaanse, CEO van Dümmen Orange: “De verkoop van Hobaho markeert opnieuw een stap in de verdere aanscherping van onze bedrijfsstrategie. Onze focus ligt op de veredeling en vermeerdering van snijbloemen en pot- en perkplanten. Dáár willen we de investeringen doen die nodig zijn om onze posities in die segmenten te versterken en uit te bouwen. Het segment waarop Hobaho zich richt, en de producten en diensten die het bedrijf levert, staan wat verder weg van onze core business. We zijn ervan overtuigd dat Hobaho in goede handen is bij het huidige managementteam en wensen hen heel veel succes bij het voortzetten van deze succesvolle onderneming.”

Over Hobaho

Hobaho is al meer dan 100 jaar gespecialiseerd in het verbinden van vraag en aanbod in de bemiddeling van bolen knolgewassen en vaste planten. Daarnaast is het Testcentrum voor Siergewassen sinds de jaren 90 actief in de veredeling van diverse bolgewassen. Met de samenwerkingspartners Kwekersvereniging Remarkable in tulpen, Kwekersvereniging Markglory in hyacinten en Marklily in lelies. Tenslotte verleent Hobaho tal van diensten op het gebied van aanvraag, beheer en administratie van kwekersrechten voor tal van kwekers, veredelaars en kwekersverenigingen.

Over het investeringsfonds MGF

MGF investeert in kansrijke ondernemingen in het MKB die behoefte hebben aan risicodragend kapitaal voor een Management Buy-Out of voor Groei. MGF is een uniek investeringsfonds. Participatie van MGF maakt het mogelijk dat het management in twee stappen een volledige Management Buy-Out kan realiseren. Dit wordt mogelijk gemaakt doordat MGF slechts minderheidsparticipaties verwerft en de DGA een kooprecht heeft op onze aandelen voor een afgesproken waarderingsformule. MGF is opgericht in 2012 en heeft met Hobaho een vliegende start voor haar recent gestarte derde fonds. Het fonds heeft een beoogde omvang van € 32 mio en wil dat investeren in 10 tot 15 groeiende MKB bedrijven.

Bron: Hobaho

johan-verschoor-drone-teler-landschapsbeheer-greenport

Natuurbeheer met de drone: Teler Johan redt er reekalfjes mee

Een drone besturen, reekalfjes verstopt in het hoge gras vinden en bijdragen aan de natuur hier in de regio. Johan Verschoor is teler en biologische melkveehouder. Tijdens zijn jaarlijkse maaironde zet hij sinds kort een drone in. Waarom? Vanuit zijn liefde voor de natuur. 

Vanwege de regen maait hij dit jaar later. Puur omdat het land te nat was om de machine op te laten rijden. Het gras stond dan ook hoger, want normaal was er nu al gemaaid. Dit hoge gras is de perfecte schuilplek voor reekalfjes. Met de drone, voorzien van warmtesensor en camera, spoort Johan de kalfjes op. Zodra de drone hitte detecteert verschijnt er een witte stip in het scherm. Met de reguliere camera kan worden ingezoomd om te zien wat de witte stip veroorzaakt. Als er eenmaal uitsluitsel is dat het een reekalfje is gaat Johan het land in zodat hij de reekalfjes op een veilige plek kan terugzetten in hun natuurlijke omgeving. 

Meer dan reekalfjes

Ook vond Johan nesten van eenden (leeg) en zaten er de hazen goed verstopt. “Die redden zich wel, maar reekalfjes niet. Die blijven doodstil liggen. Door ze op te sporen met de drone kan ik ze in veiligheid brengen. Hun moeders kwamen allemaal binnen korte tijd de jongen ophalen.” “Gelukkig wel”, vertelt Johan. “Want als er ook maar iets van menselijke geur achterblijft op de jongen worden ze verstoten. Daarom draag ik handschoenen en gebruik ik het gras als bedekking om er voor te zorgen dat mijn geur niet op de jongen komt.”

Meer dan teler

Een teler kun je ook als landschaps- en natuurbeheerder zien. Naast de zorg voor de bollen en personeel, is een aantal telers ook actief in studieclubs om de teelt te verduurzamen. Of dragen ze bij aan een project, zoals Remote Sensing voor Sierteelt. Greenport Duin- en Bollenstreek is partner in dit project en projectleider Walter Kort is blij met de aandacht die de dronetechniek krijgt in o.a. het Leids Dagblad van donderdag 27 juni 2024.

Uitbreiding inzet drones is mooie stap

Walter: “Het is mooi om te zien dat drones steeds vaker worden toegepast in de land- en tuinbouw in deze regio. Vanuit Unmanned Valley zijn wij binnen het project Remote Sensing voor Sierteelt bezig met de inzet van drones in de sierteelt. Momenteel zoeken wij naar botrytis in tulpen en hyacinten. Door de drone over het veld te laten vliegen, foto’s van de te maken, de data te kwalificeren kunnen wij een AI trainen om in een vroeg stadium deze ziekte opsporen. Binnen het project werken diverse partijen samen, waaronder telers. De eerste fase van het project was erg succesvol, en een vervolg is dan ook een logische stap!” Lees meer over het project Remote Sensing voor Sierteelt.

Peter Maes nieuwe voorzitter Tuinbouw Ondernemersprijs

Peter Maes: “Voor onze sector is het van levensbelang om verbinding te blijven zoeken met elkaar, met ketenpartners en met de maatschappij. Luisteren naar elkaar is hiervoor essentieel. Zo kunnen we ons verhaal nog beter vertellen en zichtbaar maken. De tuinbouw heeft sterke troeven op het gebied van duurzaamheid en innovatie en is daarmee een voorbeeld voor telers en boeren wereldwijd. De tuinbouw is één van de topsectoren en verdient deze status ook, omdat ze een belangrijke economische pijler voor Nederland vormt. Met de Tuinbouw Ondernemersprijs laten we zien welke ‘waarde’ er uit de tuinbouw voortkomt en hoe deze relevant en toekomstbestendig kan worden gemaakt vanuit deze sterke economische basis. Het is een voorrecht hieraan bij te mogen dragen.

Mijn voorganger Michiel heeft al mooie veranderingen bij de Tuinbouw Ondernemersprijs doorgevoerd, zoals de invoering van een themaprijs en de samenwerking met Greenports, om zo de diverse actuele en innovatieve thema’s in onze sector te belichten. Tijdens zijn staat van dienst zijn er de afgelopen zes jaar prachtige parels uit de sector gepresenteerd. Ik zal dat met veel plezier voortzetten.”

Peter Maes (1965) is Chief Strategy Officer bij Koppert.